UITNODIGINGEN
De 6 poten
van veerkracht

5. Mildheid
Hulp verlenen is best pittig en vraagt veel van ons als hulp- en zorgverlener. Onszelf vriendelijk en mild toespreken ondersteunt ons om hierbij veerkrachtig te blijven.
Wat verstaan we onder mildheid? Mild naar jezelf of ‘goedgeefs’ en ‘zacht’ tegenover jezelf zijn. Hoe werkt een milde kijk in op onszelf en op onze veerkracht? Hoe kunnen we “verzachten” of deze milde(re) kijk cultiveren?
Bij de hulp- en zorgverlener leven de vragen: “Wat is voldoende hulp?, Wanneer ben ik tevreden over wat en hoe ik – en bij uitbreiding het team – handel?, Doe ik – en het team – het goed (genoeg)?, hoe zorgen we ervoor dat we krachtig verbonden blijven met de ander en met onszelf in onze begeleidingstrajecten?”.
Ons beeld van wat we denken te moeten doen, het beeld van het type zorgverlener dat we zijn, hoe we voor onszelf zorgen en hoeveel aandacht we voor onszelf hebben tijdens de zorg aan anderen beïnvloedt het antwoord op bovenstaande vragen.
(In)zicht krijgen op onze overtuiging
Door onze opvoeding en door ervaringen vormen zich heel wat overtuigingen, regels en verwachtingen naar onszelf. Voorbeelden zijn “ik mag niet te laat komen”, “ik wil gezond eten”, “ik vind het belangrijk wekelijks naar mijn moeder te bellen”, “ik mag niet ziek worden”, “ik wil gezellig zijn op een feestje”, “ik sta erop aan de verjaardag van mijn beste vriendin te denken”, “ik moet goed voor mezelf zorgen”, …
Ieder heeft zijn persoonlijke leefregels. Ze zijn veelal functioneel en leiden ons doen en denken, zelfs al zijn we niet bewust van wat onze leefregels nu precies zijn.
Daarnaast zijn er onze overtuigingen geënt op onze rol als hulp- en zorgverlener. Welk beeld en welke verwachtingen hebben we van een ‘goede hulpverlener’. Van dat idee vertrekt hoe we al dan niet willen handelen. Zo gaan we bijvoorbeeld iemand gastvrij onthalen en bieden we hem een tas koffie aan of vinden we het maar evident snel te antwoorden op de mail van een cliënt.
Ook op de werkvloer zijn heel veel overtuigingen en regels algemeen aanvaard en worden ze gedeeld door de meerderheid van de mensen waarmee we samenwerken. Daardoor gebeuren heel wat zaken als vanzelf en hoeven ze niet besproken te worden.
Soms worden regels en overtuigingen ook disfunctioneel en spreken ze elkaar tegen. Ze worden disfunctioneel naarmate ze strenger worden toegepast en naarmate de opvolging strikter en rigider is. Zo kan een strikte en rigide toepassing van een persoonlijke verwachting ervoor zorgen dat we ons schuldig voelen en dat we in onszelf teleurgesteld zijn.
In de werksfeer is er het voorbeeld van het beantwoorden van een mail. Een regel kan zijn dat we zo snel mogelijk antwoord willen geven op een dringende hulpvraag van een cliënt. En de invulling van ‘zo snel mogelijk’ is ‘nog diezelfde dag’. Deze leefregel wordt dwingend op de dag dat we vrij zijn en we toevallig onze mailbox openen en de vraag lezen. Wat doen we ermee? Antwoorden of niet? Het niet uitvoeren van een regel kan ongemak veroorzaken.
Regels spreken elkaar soms ook tegen. Voorbeeld is “Ik mag niet ziek worden” naast “ ik wil goed voor mezelf zorgen”. Wanneer we toch gaat werken als we ons wat grieperig voelen, zorgen we dan goed voor onszelf?
De mate waarop we hier flexibel mee omspringen beïnvloedt onze veerkracht.
Soms leiden concrete overtuigingen tot hoge verwachtingen. Bijvoorbeeld, je zit in een teamoverleg en je wil graag én spontaan én bij de pinken én deskundig overkomen. En het liefst alle drie tegelijk. Vervolgens struikel je tijdens het overleg over je woorden bij een topic dat voor jou belangrijk is. Nadien voel je je stom en ben je kwaad op jezelf.
Het is de strenge moraal die zegt hoe we het moeten doen – dat we het altijd goed moeten doen, altijd empathisch moeten zijn, altijd dat luisterend oor moeten zijn – die ervoor zorgt dat we het moeilijk krijgen. Als we erin slagen om een voldoende losse relatie met leefregels en overtuigingen te hanteren, ontstaat er meer ruimte en een grotere flexibiliteit. Een grotere flexibiliteit ondersteunt onze veerkracht. “Je mag goed zijn voor anderen omdat je dit graag wilt, en als dit een keer niet lukt, ook goed”.
Erg veel én sterke overtuigingen verminderen onze veerkracht. Het kan zinvol zijn om zicht te krijgen op onze overtuigingen en leefregels: Wat zijn onze leefregels en overtuigingen? Wat verwachten wij van onszelf als hulp- en zorgverlener? Wat verwachten wij van onszelf in onze andere rollen?
Om hier zicht op te krijgen kunnen we de uitdaging aangaan om onze leefregels een tijdlang – bijvoorbeeld een week – op te lijsten. We merken dan hoeveel we er hebben en hoe streng we – al dan niet – zijn voor onszelf, ook op momenten dat ze elkaar tegenspreken.
Hetzelfde doel kunnen we voor ogen hebben met ons team en uitspreken wat leeft bij het team en bij onze leidinggevende: wat is de verwachting dat elk individueel teamlid heeft van zichzelf, welke verwachtingen zijn er naar elkaar, wat is ‘goede zorg’ voor ons? Deze teamdialoog is nooit af. Het is een ’work in progress’.

Mildheid
Overtuigingen over wie we als hulp- en zorgverlener zijn
Terugkerende negatieve gedachten of overtuigingen over onszelf als hulp- en zorgverlener kunnen een sterke invloed hebben op hoe we ons gedragen en hoe we ons voelen. Gedachten als ‘ik ben niet sterk’, ‘ik ben niet goed genoeg’, ‘ik ben waardeloos’ zorgen ervoor dat we ons slecht voelen. Zicht krijgen op dominante gedachten is een eerste stap. Ze (h)erkennen wanneer ze opduiken is de volgende uitdaging. Een voorbeeld: presentatie voor collega’s. Je bent goed voorbereid. De dag ervoor krijg je de gedachte: “ik ga de mist ingaan, mijn collega’s kunnen dit zoveel beter”. Als we die gedachte serieus neemt, dan is kans groot dat we onze voorbereiding opnieuw doornemen en nog tot laat doorwerken. Stel dat we deze gedachte minder serieus nemen en ze zien als “tja, daar is die gedachte ‘ik ben minder dan de ander’ weer”, dan kunnen we onszelf gemakkelijker toelaten om die avond samen met onze partner een film te kijken. Het is alsof we de dominante gedachte loskoppelen en deze buiten onszelf plaatsen. We kijken er op een afstand naar. Hardnekkige negatieve gedachten zorgen er soms voor dat we afwijken van onze doelen en van de zaken die we zelf belangrijk vinden (zie uitnodiging waardengericht werken en leven).
Door beter zicht te krijgen op onze negatieve gedachten en door te ervaren dat de kracht van gedachten kan evolueren, worden we er minder door geraakt. Wat dan weer onze veerkracht stimuleert. Onze gedachten opmerken, alle gedachten – zowel de positieve als de negatieve – verwelkomen en ze gedachten laten zijn – en geen waarheden waarnaar gehandeld dient te worden – geeft ons meer regie en een grotere flexibiliteit.
Vriendelijk en waarderend omgaan met mezelf, ook op lastige momenten
Om veerkrachtig in het leven te staan helpt het om een vriendelijke houding naar onszelf te ontwikkelen. Onszelf waarderen is waardevol. De meeste zorg- en hulpverleners erkennen hoe belangrijk het is om andere mensen hun waardering te tonen. Onszelf waarderen ligt dan weer heel wat moeilijker. Het voelt vaak erg ongemakkelijk aan. We zijn geneigd om onze aandacht vooral te vestigen op onze tekortkomingen in plaats van op onze sterke kanten. Hierdoor hebben we snel een vertekend beeld van wie we zijn. Net de combinatie van het erkennen en waarderen van onze sterke kanten en met mededogen kijken naar onze zwaktes zorgt ervoor dat we het geheel van onszelf kunnen zien zoals we zijn. De vraag stelt zich: “Wat zeggen wij tegen onszelf wanneer we een succeservaring hebben?”.
Op momenten dat we het lastig hebben en ons niet goed voelen, kan zelfcompassie (als dit woord te geladen klinkt, kies dan gerust voor “mededogen naar jezelf”) ons helpen. Wat bedoelen we met “zelfcompassie”? Eerst gaan we in op “compassie” of mededogen. Compassie is het ontvankelijk zijn voor de pijn of het lijden van een ander met een verlangen om dat lijden te verzachten. Zelfcompassie is dan deze compassie maar dan gericht op onszelf. Wat dit betekent is het gemakkelijkst te achterhalen in lastige situaties. Lastige situaties zijn situaties van stress en tegenslag, situaties waar het mis loopt of situaties wanneer we ons schamen. Zelfcompassie houdt in dat we op een betrokken en ondersteunende manier met onszelf omgaan. In plaats van onszelf te veroordelen (en bijvoorbeeld enkel aandacht te geven aan al de dingen die we niet goed of te weinig hebben gedaan) kijken met mildheid, of goedgeefs en zacht, naar onszelf.
Zelfcompassie houdt in dat we onszelf behandelen op dezelfde manier als dat we een goede vriend zouden behandelen. Stel je vriend heeft iets verknald, ervaart dat hij in een situatie niet bekwaam gehandeld heeft of maakt een moeilijke tijd door. De kans is groot dat we hem dan steunen door nabij te zijn, hem vriendelijk toe te spreken, nuances toe te voegen aan zijn harde oordeel over zichzelf … Maken we zelf iets dergelijks mee, dan zijn we plots erg hard voor onszelf. Als we voelen dat we tekortschieten of falen in iets dat belangrijk is voor ons, gaat onze innerlijke criticus flink tekeer. We worden in beslag genomen door een gevoel van mislukking en slagen er niet in onszelf te steunen.
In de steun aan onszelf speelt onze interne of innerlijke dialoog – of het gesprek dat we met onszelf voeren – een belangrijke rol. Welke hoofdrolspeler voert het hoge woord: ons vriendelijk maatje of onze innerlijke criticus? Neemt de ene het woord zonder gestoord of kritisch bevraagd te worden door de ander dan wordt deze sterker en krachtiger. Wat we aandacht geven, groeit. Wat is de inhoud en de toon van onze interne dialoog?
Inspiratie om onszelf met meer vriendelijkheid en met meer gemoedelijkheid toe te spreken en onze innerlijke criticus kordater tegen te spreken halen we door te bedenken hoe we je een goede vriend toe zouden spreken in een gelijkaardige situatie. En zo stilaan een betere vriend voor onszelf te worden!
Zelfcompassie bestaat uit drie onderdelen. Vooreerst is er de vriendelijkheid voor onszelf, het actief zorgdragen voor wat we nodig hebben. Dit betekent bewust kiezen om voor onszelf te zorgen. We spreken onszelf op een geruststellende toon toe en maken ruimte voor de vragen: “Wat heb ik nu nodig?” en “Wat kan ik op dit moment voor mezelf doen?”. We verbinden ons ertoe om actief zorg te dragen voor onze grenzen en onze behoeften.
Daarnaast is er het opmerken wat moeilijk voor ons is, mindfulness. Dit betekent dat we bewust en zonder oordeel aandacht geven aan wat we ervaren op moeilijke momenten. We kijken naar wat we voelen en geven het alle ruimte. We maken het niet groter maar ook niet kleiner. In plaats van te verklaren waar ons gevoel vandaan komt, blijven we uit ons hoofd en kiezen we ervoor om ons gevoel gezelschap te houden.
En tenslotte is er het zien dat we niet alleen staan in wat we ervaren, de component van menselijkheid. Het is het voor de geest houden dat fouten maken menselijk is en dat we ons allen op bepaalde momenten kwetsbaar voelen. Het besef en de erkenning dat anderen vergelijkbare dingen meemaken en met gelijkaardige topics worstelen, zorgt ervoor dat we ons meer verbonden voelen met anderen. We zijn beter in staat onze tekortkomingen in een breder perspectief te zien.
En dan is er het perspectief van het team: hoe waarderend zijn we als team naar elkaar en hoe goedgeefs en zacht zijn we voor elkaar, ook als het moeilijk loopt?
Er zijn voor anderen …. zonder onszelf uit het oog te verliezen
Als we klaar staan voor anderen die het moeilijk hebben, dan trillen of resoneren wij voor een stuk mee. Dit empathisch resoneren kan ons soms overweldigen. Als we dan deze last of lijden bij onszelf willen verzachten of verminderen, gebeurt het wel eens dat we een aantal strategieën hanteren zoals het graag snel wegnemen van het probleem of van het lastige gevoel of die persoon negeren. Als hulp- en zorgverlener zijn we geneigd om de pijn van de andere ‘te verhelpen’. Los van de goede intenties kan dit onderbreken – zonder goed te luisteren en de pijn te erkennen – de band met de spreker beschadigen.
Empathisch leed is soms moeilijk te dragen en zorgt voor een strijd tegen het negeren of laten verdwijnen van deze pijn. Deze continue strijd kan vermoeiend zijn. Het is een hele uitdaging om jezelf niet te verliezen en om niet opgebrand te raken. Vaak worden twee soorten advies gegeven aan hulp- en zorgverleners om uitputting of burn-out te voorkomen. Vooreerst duidelijke emotionele grenzen stellen tussen onszelf en diegenen voor wie we zorgen. Probleem hierbij is dat emotionele gevoeligheid als professionele hulpverlener juist belangrijk is om het werk goed te doen. Emotionele afgrenzing kan de kwaliteit van de relatie schaden. Daarnaast is er de aanmoediging om aan de slag te gaan met zelfzorgactiviteiten. Nadeel hier is dat zelfzorg doorgaans alleen gebeurt wanneer we niet aan het zorgen zijn en helpt ons niet terwijl we bezig zijn met zorg te geven.
Als hulp- en zorgverlener kan er empathiemoeheid optreden. Als we enkel resoneren met het lijden van anderen zonder dat we emotioneel middelen hebben om het te kunnen dragen, raken we zelf uitgeput. Hoe behouden we de emotionele band met anderen die leed voelen? Eerst moeten we de band met onszelf in stand houden. Als we voor onze eigen reacties op de spreker openstaan en ze accepteren, en we compassie hebben voor hoe moeilijk het soms is om te blijven luisteren, dan kunnen we de ander laten spreken zonder dat we die hoeven te onderbreken of onszelf hoeven af te leiden tijdens het gesprek.
Wanneer we empathische pijn voelen, helpt het als we compassie schenken aan onszelf én aan diegenen die we begeleiden. Net zoals we weten dat we als ouder in een vliegtuig eerst ons eigen zuurstofmasker opzetten alvorens deze bij onze kinderen aan te doen.
Soms leeft de gedachte dat we ons als hulpverlener enkel dienen bezig te houden met de behoeften van anderen en oefenen we zelfkritiek uit als we vinden dat we dat niet genoeg doen. Als we er niet in slagen om in onze eigen emotionele behoeften te voorzien, raken we uitgeput en zijn we minder in staat om te geven. Opmerkelijk is ook dat wanneer we onze eigen geest kalmeren en troosten, de persoon aan wie we zorg verlenen zich ook gekalmeerd en getroost voelt, via diens eigen empathische resonantie. Dit betekent dat als we innerlijke rust cultiveren, we iedereen met wie we in aanraking komen helpen om ook rust te vinden.

Stilvallen
geeft
veerkracht
